Outils personnels

Aller au contenu. | Aller à la navigation

Navigation

Navigation
Menu de navigation
Vous êtes ici : Accueil / Loisirs / Archives / Toerisme / Geschiedenis / Lokale Leven / Louis-Joseph Valenne / Louis-Joseph Valenne

Louis-Joseph Valenne

 

Zoals gemeld in het eerste deel van deze geschiedenis, maakte Louis-Joseph Valenne afkomstig uit Arquennes, geboren op 24 september 1787, deel uit van het leger van Napoleon en overzag van binnen in de Europese slagvelden tijdens acht lange jaren. Eenmaal gedemobiliseerd, keert hij terug zijn geboortedorp als hij bijna 28 is. Hij ontdekt er dat zijn vader is overleden (op 20 januari 1814) en dat zijn moeder haar spraak heeft verloren. Herinneren we ons dat hij de oudste was van drie zoons en twee dochters. Zijn zusters, Rosalie en Anne-Bertine zijn 22 en 11. Zijn broers, Jean-Baptiste en Joseph zijn 25 en 17. Ze zijn allebei klompenmakers. Louis-Joseph werd oorspronkelijk opgeleid als steenhouwer, maar omwille van de achteruitgaande steengroeven besluit hij om ook klompenmaker te worden.

Op 9 juli 1817 trouwt hij in Nijvel met Marie-Rose Dumortier. Op 20 juli wordt hun verbintenis ingezegend in de St-Nicolaaskerk door priester Malcorps.

Op 9 juli 1818 wordt Louis-Joseph Valenne boswachter benoemd door gravin Marie-Henriette de Lalaing (geboren als gravin van Maldeghem) van haar eigendommen in Arquennes.

Op 8 september 1820 ondertekent hij de pachtovereenkomst opgesteld door de ontvanger van de graaf van Lalaing, Adrien Parmentier voor een huis en het terrein grenzend aan het bos d'Arpes. De jaarlijkse huur bedraagt 137 gulden en 14 en een halve cent.

In 1835 neemt Louis-Joseph zijn intrek in de «portierswoning», die graaf Maximilien Jean de Lalaing zelf voor hem heeft laten bouwen. Louis-Joseph bouwt er stallen bij en zijn kleinzoon Alfred een schuur aan het begin van deze eeuw. Dit boerderijtje stond bekend in het begin van de 20ste eeuw onder de naam « Chez Tcheur ».

De nakomelingen van Louis-Joseph blijven hier wonen tot 1932. Zijn zoon en zijn kleinzoon Louis zullen hem opvolgen als boswachter.

Ongetwijfeld leerde Louis-Joseph lezen bij het leger dankzij vrijwillige onderwijzers. De schrift met betrekking tot zijn functies als boswachter is bewaard gebleven. Dit document is zeer verhelderend over de regionale boswachterwoordenschat uit die tijd, de prijzen en muntstukken, de verkoop van bomen, rechtsgedingen, namen van personen en hun beroepen, en verdwenen plaatsen.

Een boswachter is geen jachtopziener of veldwachter. Om een huiszoeking te verrichten moet de boswachter vergezeld gaan van de veldwachter of van de burgemeester. Tussen 1818 en 1839 werden 18 processen aangespannen. Twee ervan bleven zonder gevolg. De veroordelingen hielden verband met verwoestingen van staande bomen, nooit met het sprokkelen van dood hout of struikgewas.

Deze processen werden opgesteld door de boswachter en afgeleverd bij de ontvanger van de graaf van Lalaing, Adrien Parmentier. Deze legt het bedrag van de boete vast en ontvangt het. In sommige gevallen wordt het proces aan de procureur des Konings in Charleroi overgemaakt en geregistreerd in Binche. Soms ontvangt de boswachter een premie van 1 tot 3 frank. Slechts in één geval veroordeelt de correctionele rechtbank van Charleroi tot 8 dagen gevangenis, drie gulden boete en de kosten van het proces.

Het manuscript bijgehouden tussen 1818 en 1839 leert ons ook de tekst van de eed:

«Op 10 december 1818, tijdens de openbare hoorzitting van de rechtbank in eerste instantie in Charleroi, heeft Louis-Joseph de eed afgelegd die luidt als volgt: Ik zweer de functies van boswachter die mij worden toevertrouwd, uit te oefenen in alle eerlijkheid, waakzaamheid en stiptheid. Zo helpe mij God.»

Maar in die tijd is België nog steeds onderworpen aan het gezag van Nederland. De onafhankelijkheid van het land zal hem ertoe verplichten om de eed te herhalen. Dit gebeurde op 18 februari 1835 voor de rechtbank van Charleroi. Dat luidde deze keer als volgt: « Ik zweer trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de grondwet en aan de wetten van het Belgische volk. Zo helpe mij God.»

Tijdens zijn leven zou Louis-Joseph Valenne de Oostenrijkse, Franse, Nederlandse stelsels hebben gekend vooraleer in een onafhankelijk land te wonen.

Dit schrift levert ons ook waardevolle informatie over het geld en de lonen uit die tijd. Hij geeft een « beeld » van 25 maart 1820. Bijvoorbeeld, een jaarloon voor bewaking bracht 126 gulden op. Werkdagen worden betaald aan 10 of 13 stuivers, naargelang het seizoen. 85 dagen waren nodig voor het planten van kleine planten en hoogstammige bomen, daarmee verdiende hij 42 gulden en 10 stuivers. 14 dagen om 10.000 kleine elzenbomen uit te planten, opbrengst: 7 gulden.

In december 1821, planten op de weiden, hoogstammige bomen en elzenbomen: 105 werkdagen, derhalve 52 gulden 10 stuivers.

In 1820 was 1 gulden 2 frank waard, 1 frank voor 10 stuivers.

Na 1820 was de gulden ongeveer 1 frank 80 centiem waard.

De schrift geeft ook waardevolle informatie over de verkoop van bomen. Vanaf 24 oktober 1818 tot 4 april 1848, worden 107 verkopen vermeld in het manuscript. De veilingen worden per partij of contracten uitgevoerd. Vanaf 1829 ontvangt de boswachter een provisie van 2 tot 4% per contract.

Op deze manier verheldert Louis-Joseph Valenne, geboren in Arquennes in 1787 en er overleden in 1861, het leven uit die tijd, als militair en als professioneel.

Het biografische essay waaruit dit artikel voortkomt, geeft een levendige beschrijving van de levensloop van Valenne en kan worden geraadpleegd in de bibliotheek van Seneffe.
 
Actions sur le document